Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9583

Datum uitspraak2008-12-02
Datum gepubliceerd2009-01-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 08/297
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken 1963


Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven AWB 08/297 2 december 2008 24000 Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken 1963 Uitspraak in de zaak van: A, te B, appellant, tegen de Kamer van Koophandel en fabrieken voor Oost-Brabant, verweerster, gemachtigde: A.A.F. Bierings, werkzaam bij verweerster. 1. Het procesverloop Bij brief van 3 januari 2008 heeft appellant verweerster verzocht om een schriftelijke bevestiging van een door hem op 1 januari 2008 gedagtekende en per fax op 2 januari 2008 ingestuurde opgave. De opgave ziet op een toevoeging van bedrijfactiviteiten in het handelsregister van de vennootschap onder firma C, te weten distributie dag-/weekbladen. Tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek heeft appellant bij brief van 12 maart 2008 bezwaar gemaakt. Tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar heeft appellant bij brief van 28 april 2008, bij het College binnengekomen op 6 mei 2008, beroep ingesteld. Bij brieven van 12 juni 2008 en 24 juni 2008 heeft verweerster een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Bij brieven van 1 juli 2008, 15 juli 2008, 21 augustus 2008, 28 augustus 2008, 6 september 2008 en 30 september 2008 heeft appellant nadere stukken in het geding gebracht. Bij brief van 1 oktober 2008 heeft verweerster een aanvullend verweerschrift ingediend, waarop appellant bij brief van 5 oktober 2008 een reactie heeft gegeven. Op 21 oktober 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Verweerster is bij gemachtigde verschenen. Overeenkomstig voorafgaand bericht, is appellant niet ter zitting verschenen. 2. De beoordeling van het geschil Naar het oordeel van het College heeft appellant geen processueel belang meer bij het onderhavige beroep en dient het beroep om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard. Hiertoe overweegt het College als volgt. Appellant heeft bij brief van 3 januari 2008 verzocht om een ontvangstbevestiging van een opgave. In zijn brief van 5 oktober 2008 heeft appellant verklaard dat in het verweerschrift van 1 oktober 2008 de verlangde ontvangstbevestiging van die opgave is opgenomen. Daaruit blijkt dat verweerster reeds volgens appellant geheel is tegemoetgekomen aan onderhavig verzoek van appellant. Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht. 3. De beslissing Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, mr. M.A. Fierstra en mr. M. van Duuren in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Michael als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2008. w.g. E.R. Eggeraat w.g. S.D.M. Michael